Leren van de ervaringsdeskundige
Mariska had haar hele jeugd te maken met jeugdzorg. Toen ze als jongere op eigen benen kwam te staan, had ze niet verwacht ooit nog eens als professional door de gangen van Jeugdbescherming te lopen. Nu, zeventien jaar later, is Mariska onze vaste ervaringsdeskundige en helpt ze collega’s om nog betere gezinsmanagers te worden. Een mijlpaal voor Mariska en voor ons.
Hoewel Mariska de afgelopen jaren al regelmatig bij Jeugdbescherming te vinden was, loopt ze er sinds kort rond als vaste medewerker. Ze is de eerste ervaringsdeskundige die formeel in dienst is. In een gesprek vertelt Mariska over het hoe en waarom achter haar werk.
Mariska, je kreeg zelf al op jonge leeftijd te maken met Jeugdbescherming. Hoe was dat?
“Mijn moeder had last van psychoses. Hierdoor kwam ik als baby van zes maanden oud al onder toezicht van Jeugdbescherming te staan. Ik ben gedurende mijn hele jeugd begeleid door verschillende gezinsmanagers, toen nog gezinsvoogden. Toen ik bijna achttien jaar oud was, hield de begeleiding op en moest ik het zelfstandig zien te redden. Terugkijkend hebben mijn gezinsvoogden mijn belang als kind niet altijd vooropgezet. Toen een bekende mij een aantal jaren geleden benaderde om mijn ervaringen te delen op een bijeenkomst van Jeugdbescherming, was mijn eerste reactie dan ook ‘nee, bedankt’.”
Hoe kwam je dan uiteindelijk toch bij Jeugdbescherming terecht?
“Ik werkte al als ervaringsdeskundige voor de gemeente, bij buurthuizen en op scholen. Die collega uit mijn netwerk van ervaringsdeskundigen bleef aandringen. Uiteindelijk zwichtte ik en bezocht ik toch een bijeenkomst bij Jeugdbescherming. Daar hoorde ik over de training ‘Praten met en luisteren naar kinderen’ die Jeugdbescherming aan het ontwikkelen was. Ze zochten nog trainingsacteurs en dat leek me wel iets. Uiteindelijk werd ik de vaste trainingsacteur voor deze training en mocht ik via de Akademie (de opleidingstak van Jeugdbescherming red.) stagelopen.” Lachend vult ze aan: “Ik had nooit gedacht hier ooit nog eens terecht te komen, maar uiteindelijk is het goed gekomen tussen Jeugdbescherming en mij.”
‘De wereld verbeteren begint bij jezelf. Als ik wil dat de jeugdzorg verandert, dan vind ik dat ik daar zelf aan moet bijdragen.’
Wat doe je precies als ervaringsdeskundige?
“Op dit moment ben ik vooral betrokken bij trainingen voor gezinsmanagers. Daarin vertel ik mijn verhaal of geef ik tips hoe een gezinsmanager helpend kan zijn voor een gezin. Dan leg ik bijvoorbeeld uit wat iemand liever wel of juist niet moet doen. Verder is de functie nieuw en gaan we deze samen invullen. Ik merk dat Jeugdbescherming voorzichtig met me is. Dat heeft misschien ook te maken met mijn achtergrond. Maar ik ben allang dat kwetsbare meisje van zeventien niet meer. In die zin ben ik mijn plekje hier nog aan het veroveren. Mijn collega’s moeten mijn kracht nog leren zien. Ik kijk dan ook uit naar het moment dat ik zelfstandig aan de slag kan.”
Hoe reageren collega’s op jouw inbreng?
“Dat ligt een beetje aan wat ik vertel. Als trainingsacteur ben ik een spiegel voor mensen. En dat kan soms best confronterend zijn. Maar ik reageer in oefensituaties altijd vanuit de gedachte dat ik gezinsmanagers wil helpen er nog beter te zijn voor hun gezinnen. Want als iemand een gevoelig onderwerp al niet met mij durft te bespreken, hoe doet diegene dat dan in gesprek met een kind? Samen oefenen helpt om barrières weg te nemen. Omdat ik helaas ervaring heb op verschillende gebieden, kan ik collega’s bij veel dilemma’s helpen. En valt een onderwerp buiten mijn expertise, dan zeg ik dat eerlijk.”
Wat leren anderen van jou?
“Zichzelf openstellen. Door openhartig mijn verhaal te vertellen, inspireer ik anderen om zelf ook meer te delen. Jezelf openstellen, helpt je jouw eigen taboes doorbreken. Het levert je meer begrip op van de ander en leert de ander dat het oké is om iets te delen. Dit heb ik zelf trouwens ook moeten leren. Bij mij thuis gold vooral de regel ‘wat er thuis gebeurt, blijft binnenshuis’. Ik maak gezinsmanagers daarom altijd bewust van het feit dat kinderen hen vaak maar een klein deel van het verhaal vertellen. Hoe vertrouwd een gesprek ook kan voelen, als kind besef je al jong dat je uiteindelijk weer met je eigen ouders mee naar huis moet. En dus neem je hen in bescherming. Verder probeer ik gezinsmanagers mee te geven, dat niet alle problemen op te lossen zijn. Maar je kunt er als professional wel zijn voor een kind en proberen om de juiste hulp in te zetten.”
En wat haal jij voor jezelf uit je werk voor Jeugdbescherming?
“Mijn werk geeft me zelfvertrouwen. Ik leer meer voor mijzelf opkomen en ben als mens gegroeid. Als mijn moeder nog had geleefd, was ze trots op me geweest. Het heeft me bloed, zweet en tranen gekost, maar uiteindelijk sta ik nu wel hier. Ooit wil ik gezinsmanager worden, maar nu nog niet. Voorlopig ga ik werk maken van deze nieuwe functie. En dan pas door naar het volgende doel.”
Waarom ben je dit werk gaan doen?
“De wereld verbeteren begint bij jezelf. Als ik wil dat de jeugdzorg verandert, dan vind ik dat ik daar zelf aan moet bijdragen. Door hier te komen werken, help ik andere gezinnen. Hoe klein of groot het verschil ook is dat ik maak. Mijn eigen gezinsvoogd heeft veel dingen fout gedaan en dat deed pijn. Maar het is wat het is. Ik heb het verdriet daarover een plek gegeven. Uiteindelijk moet je vooruitkijken. Hier rondlopen heeft mijn beeld van Jeugdbescherming verandert. Om mij heen zie ik collega’s vooral heel hard werken en opkomen voor de kinderen die zij begeleiden.” Dan lachend: “Sommigen zitten hier ’s avonds laat nog. Dan dreig ik wel eens hun laptop af te komen pakken.”
Jeugdbescherming komt de laatste tijd vaker in het nieuws omdat er dingen niet goed gaan. Als je één ding mocht oplossen, wat zou het dan zijn?
“Dat gezinsmanagers voldoende ruimte krijgen om gezinnen te begeleiden. En dat er meer goede behandelplekken voor jongeren komen, om ze een gezonde toekomst te geven. Want door de werkdruk en het gebrek aan de juiste hulp, kunnen we niet doen wat we willen doen voor kinderen. Het werkt ook demotiverend voor gezinsmanagers. Dan zie ik goede krachten binnenkomen die even later weer vertrekken. Omdat ze stuklopen op de wachtlijsten. Daar baal ik dan van, dat is zo zonde!”