Naast ouders staan
In 2020 zette gezinsmanager Erik een nieuwe stap in zijn loopbaan. “De energie was na veertien jaar bij de politie op. Ik had al een opleiding SPW gedaan en wilde graag werken aan de blijvende veiligheid in gezinnen.” De vrouw van Erik werkt op het OKT en wees hem op de vacature van gezinsmanager. “Dit past meer bij jou”, zei ze. Erik solliciteerde en in oktober 2020, midden in coronatijd, startte hij bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
Naast ouders gaan staan, wat betekent dat voor jou?
“Naast ouders staan betekent voor mij ‘de tijd nemen’. En dat is best een uitdaging. Ik heb nu m’n 8e gezin erbij gekregen en in drie gezinnen ben ik nog bezig met de intensieve opstartfase. In een paar gezinnen is het mij gelukt om een goede band op te bouwen en vertrouwen te krijgen. Door goed te luisteren en de tijd voor hen te nemen. En niet te snel te oordelen. Heel zorgvuldig formuleren waar de zorgen liggen en veel vragen te stellen. Hoe is het zo gekomen? Duidelijk te zijn dat het niet goed is wat er gebeurt, maar ook laten voelen dat het, gezien de omstandigheden, niet gek is dat het gebeurt.”
Heb je een voorbeeld?
“Ik had een gezin waar ik de moeder niet goed kon bereiken. Door de cultuur en taalbarrière lukte het niet om in gesprek te blijven. Ze werd dan boos en bleef maar dingen herhalen. Haar dochter had de hoop al opgegeven dat ze ooit een nog een goede band met haar moeder zou krijgen. Ze wilde zelf uit huis geplaatst worden en dat is ook gebeurd. Mijn teamleden zeiden: “Als de dochter het al opgeeft, moet jij het dan nog wel proberen?”. Tijdens ons teamoverleg heb ik wel een traantje gelaten want ik gunde het die dochter zo om contact met haar moeder te hebben.”
Hoe gaat het nu met dit gezin?
“De moeder stuurde me regelmatig Bijbelteksten en filmpjes over uitdrijving. Dat is nu gestopt. Waar ik blij van word is dat ze nu op eigen initiatief gesprekken voert met een praktijkondersteuner voor contactherstel. En die spreekt binnenkort ook met de dochter. Blijkbaar is het kwartje toch een klein beetje gevallen.”
Wat is jouw bijdrage daarin geweest?
“Ik ging naast haar staan en niet boven haar. Bij bijna elk gesprek gaf ik aan dat ik er ook voor haar ben. Ook al had ik een machtiging voor uithuisplaatsing ik bleef het haar uitleggen en bood telkens aan haar ook te willen helpen. Ook gaf ik aan dat ik het begreep als ze dit niet via mij wilde. Ik gaf aan dat ze ook op eigen initiatief contact op kon nemen met de huisarts.”
Een klein stapje in de goede richting dus. Heb je nog een voorbeeld?
“In een ander gezin woont de dochter, na een tijdje in een woongroep gezeten te hebben, bij het gezin van haar vriendje. Een stabiele omgeving. Haar moeder is bipolair en zodra het meisje weg was, ebde de stress weg. Negeerden moeder en dochter elkaar voorheen volkomen, nu doen ze weer wat dingen samen. De moeder is ooit drie jaar onder behandeling van een psycholoog geweest. Het was lastig haar te bewegen opnieuw hulp te zoeken. Ik heb veel gesprekken gevoerd om haar te motiveren en ik heb uitgelegd hoe ze nieuwe hulp kon aanvragen. Ook heb ik een SPV’er (sociaal psychiatrisch verpleegkundige) meegenomen. Dat was heel helpend. De moeder zei: “dit gesprek heeft me meer duidelijk gemaakt dan drie jaar bij de psycholoog”. Twee weken later was de motivatie wel weer weg. Dit ging een beetje op en neer en nu is zij gestart met de hulp.”
Wat motiveert je om ook hier weer door te gaan?
“Omdat ik zie en geloof dat het mogelijk is. Gelukkig ben ik heel geduldig en blijf ik proberen. Altijd!”